Pan

Pan is een halfgod, een sater. Een sater is een god die half mens, half bok is en is een vrolijk ondeugend boswezen in de Griekse mythologie. Pan is de bekendste, maar vrolijk en ondeugend? Pan lijkt met zijn hoorns, bokkenstaart, hoeven en geitenhaar op zijn poten eerder een duivel. Sinds de middeleeuwen staat hij dan ook model voor het beeld van de duivel. Hij heeft gele ogen, als een nachtdier. De god Bacchus is zijn vriend. Bacchus is de god  van de wijn, de extase in het donkere bos. Saters zijn belust op anarchie, niet op orde.

Pan groeit op bij de bosnimfen, nadat zijn moeder, de nimf Penelope, hem in de steek laat bij zijn geboorte. Zoveel lelijkheid kan zij niet aan. Zijn vader is Hermes, de god van de dieven en boodschapper van de goden van de berg Olympus, de dynastie van vader en oppergod Zeus. Hermes is net als Pan een fallische god en één die de kuddes beschermt. Kortom een afkomst goed voor rampen en catastrofes. Niet voor niets is de term pandemie naar deze onfortuinlijke halfgod vernoemd.

Deze sater groeit op in Arcadië, een utopisch land vol bloemen, bossen, heldere bronnen, gesjilp van vele vogels en waar het altijd zonnig is. Pan zit regelmatig achter de nimfen, die hem proberen op te voeden, aan en van één in het bijzonder is bekend dat zij daar niet van gediend was. Syrinx is vastbesloten maagd te blijven en smeekt de aardgodin Gaia haar te helpen wanneer Pan haar weer eens op de hielen zit. Gaia verandert Syrinx in een bos riet. De wind over het aanliggende meer blaast de mooie tonen erdoorheen en de rest is bekend. Pan snijdt het riet af en de panfluit is geboren.  De oude Grieken noemden de panfluit Syrinx.

Zoals gezegd Pan is een fallische god en ook de naamgever denk ik zo aan de langwerpige klier, die om te zien nog het meeste weg heeft van een erectie. Het is een klier met twee afscheidingsfuncties, de endocriene en de exocriene, ten behoeve van de spijsvertering, zodat vetten, eiwitten en koolhydraten opgenomen kunnen worden in de darmen. Verder betekent het voorvoegsel ‘pan’ meestal ‘al’ of ‘alles’ of alomtegenwoordig. Ik denk aan pantheïsme, pan-Europees, pandemonium, pantheist  en pantomime om een paar bekende te noemen. Achtereenvolgens betekenen deze woorden: geloof in een veelgodendom, zoals in het oude Griekenland, betreffende heel Europa, een chaotische toestand met een hels lawaai en drukte, iemand die ervan uitgaat dat iedereen goddelijk is en een toneel gebarenspel tot in het uiterste.

Voor  het middeleeuwse gebruik Pan zijn uiterlijk aan te wenden voor de beeltenis van de duivel heb ik geen redenen kunnen vinden, maar dat de mythe van pan zijn schaduw vooruit werpt onze tijd in moge duidelijk zijn geworden. Uiteindelijk is deze blog een beetje een panegyriek geworden.