Ummagumma II

Wat is het eigenlijk precies wat ik voelde en waarom, toen ik het album Ummagumma van Pink Floyd 55 jaar geleden voor het eerst hoorde? Wat was die onmiddellijke diepgaande fascinatie met die muziek? Hieronder ga ik proberen duidelijk te maken waardoor de onbewuste herkenning kon plaatsvinden, aan de hand van een hoofdstuk uit de verzamelde werken van Carl Gustav Jung dat ik vanochtend las. Eerst is het waarschijnlijk handig wanneer ik iets vertel over de psychologische benadering van een kunstwerk, in het werk van Jung betrof het literatuur. Ik ben zo vrij geweest zijn benadering te gebruiken voor deze muziek, daar ik meen dat ik het ook daarin herken.

CG Jung onderscheidt  hier twee methodes van creëren, de psychologische en de visionaire. Voor mijn verhaal, dat toch heel beknopt moet blijven, is alleen de visionaire genoeg, mede daar ik daarin vind wat ik zoek. Wat mij direct opvalt is dat het psychologische verklaren van, in dit geval de visionaire kunst op het album Ummagumma, het om een oer visioen van chaos en duisternis gaat dat onverenigbaar zou zijn met bepaalde morele categorieën. Deze drie categorieën zijn: normen, waarden en houdingen. Normen en waarden slaan op gedrag, terwijl houding betrekking heeft op de persoon die handelt.

Laat ik beginnen met het laatste. Het handelt hier waarschijnlijk om een ervaring die onverenigbaar lijkt te zijn met de persoonlijkheid of de fictie van het bewustzijn van de componist(en). Het conflict leidt tot het onzichtbaar willen maken, het verdringen richting het onbewuste van de ervaring in kwestie. Verder ga ik hier niet omdat het herleiden van de visionaire belevenis tot de persoonlijke ervaringen  van de makers, de belevenis deze tot iets figuurlijks, een surrogaat maakt, het oer karakter verliest en het oer visioen een symptoom wordt, een psychische neurose van de maker, zeg maar, én de chaos tot een geestelijke ordening wordt herleidt. Deze verklaring keert zo terug binnen de grenzen van de geordende kosmos. Dat is uiteindelijk niet wat ik ervaarde toen ik zat te luisteren en er een heel nieuwe wereld voor mij openging. De enige ordening die ik kon onderscheiden waren de muzieknoten gespeeld op de muziekinstrumenten.

De bron van de hier gedeelde ervaring moet ernstig genomen worden al lijkt het dat het verstand zich genoodzaakt zal voelen in te grijpen in deze obscure metafysica om te voorkomen dat de wereld terugzakt in duister bijgeloof. Misschien omdat ik zo jong was en volledig openstond door mijn fascinatie, is bij mij nu juist dat laatste gebeurt. Een luisteraar die zich met de sfeer en de boodschap die verpakt zit in deze songs niet onbewust identificeert en deze dus niet begrijpt doet deze muziek waarschijnlijk af als rijke fantasie, artiestengrillen of ontspoorde dichterlijk vrijheid. Misschien zat er een meer alledaagse liefdeservaring onder bij de leden van de band of bij één van hen. De hartstocht die er achter zit is in ieder geval goed voelbaar en laat wat minder diepe geesten verloren achter. De ervaring van de maker(s) is geworden tot een echt symbool, een uitdrukking voor een onbekende werkelijkheid. Het is een feit geworden, een psychische realiteit met een even sterke waarde als een fysische realiteit, voor mij in ieder geval.

De gevoelens, de hartstocht, van zowel de leden van Pink Floyd, als die van mij liggen binnen het bewustzijn, het object van het visioen erbuiten, wat het mystiek of magisch doet aandoen. De band tussen de muziek en de band enerzijds en mij anderzijds is voor goed gesmeed, al zullen de leden van Pink Floyd daar niks van gemerkt hebben. Het gevoel dat wordt opgeroepen bij mij is dat van dingen die van nature geheim zijn. Ze zijn geheimzinnig en griezelig gemaakt, een illusie omdat ze verborgen zijn gemaakt door de ratio, het verstand. Men verbergt zich voor zulke zaken uit godvrezendheid.

De kosmos staat voor het bewustzijn, de zon en het geloof van de dag hier, terwijl de chaos staat voor de nachtelijke angst, de maan en het onbewuste. Deze spanning schept de vraag of er iets levends is aan gene zijde. Mijn ziel werd als door een poort uit het menselijke getrokken, in het boven menselijke, dat ook wel het goddelijke wordt genoemd. Dit is op negen jarige leeftijd natuurlijk een heel sterke en ingrijpende ervaring, waarvan de diepgaande gevolgen op dat moment totaal niet te overzien waren. Was het een truc van het onbewuste om op deze dreigende en onheilspellende manier mij een voorteken te geven dat er wat gaat gebeuren?

De wetten, moreel en praktisch, die de mens verzonnen heeft om ons te beschermen tegen de waanzin uit vrees voor de metafysica, het eeuwige vuur Gods, dat hier misschien te dicht benaderd wordt, vallen hier weg en houden geen stand in dit nog jonge brein van mij. De schoonheid van deze duisternis was  voor mij zo ontzagwekkend en alles omvattend, dat het was als een openbaring van een nieuwe onbekende religie. Dit is wat mijn fascinatie omhoog deed stromen uit de diepste bron van mijn zijn, mijn onbewuste en zijn archetypen. De fascinatie ligt besloten in de ervaring én in de bron en is daar nog steeds, nu bijna 55 jaar later.

Steeds wanneer het collectief onbewuste tot de ervaring doordringt en zich paart aan het tijdsbewustzijn, heeft een creatieve daad plaats gehad, die de hele periode aangaat, het is een boodschap aan tijdgenoten.

Comments are closed.